Door genade alleen

Er blijft dan een rust over voor het volk Gods. (Hebreeën 4:9) 
 
We kennen uit de Tien Geboden de het voorschrift: ‘zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de HEERE, uw God, dan zult gij geen werk doen’. God heeft een dag gegeven om te rusten, de sabbat. Nu zegt de schrijver van de Hebreeënbrief ‘er blijft dan een rust over voor het volk van God’, en dan gebruikt hij een woord dat in het Grieks eigenlijk niet bestaat: sabbatismos. Het is een vergrieksing van het Hebreeuwse woord sabbat. Bijzonder dat de schrijver dít woord hier gebruikt. Waarom? In hoofdstuk 4 worden we er aan herinnert wat er met het volk Israël is gebeurt in de woestijn. Het volk had de belofte ontvangen om het beloofde land, het land van de rust, in te mogen gaan. Voor velen uit het volk is deze belofte niet in vervulling gegaan. Dat kwam niet omdat Gods belofte aan hen niet echt gemeend zou zijn, of dat de belofte voor hen niet  zou gelden... Nee, het kwam door hun eigen ongeloof. Ze zijn in hun ongeloof gestorven, vóór de grenzen van het beloofde land. Dáárom konden ze het land van de rust niet binnen gaan... De schrijver haalt in hoofdstuk vier ook Psalm 95 aan. Ook daar wordt op de belofte van rust teruggegrepen. De dichter waarschuwt er echter voor dat ook voor latere generaties het land der rust gesloten zou kunnen blijven. Dat betekent dat deze belofte niet ten volle is verwerkelijkt toen het volk Israël later alsnog Kanaän mocht binnentrekken. Waarom zou de dichter van Psalm 95 dan moeten waarschuwen tegen ongeloof en ongehoorzaamheid? De brief aan de Hebreeën is geschreven na Christus’ hemelvaart, aan de nieuwtestamentische gemeente. Vanuit Exodus via Psalm 95 zegt de schrijver dat er ook nú nog een belofte van rust openstaat. De belofte van rust wordt vervuld in ‘drie stappen’ zouden we kunnen zeggen. Allereerst toen het volk Israël het land Kanaän binnen mocht gaan. Daarna door rust te vinden in het heil van Christus. Tenslotte de volkomen vervulling van de rust in het Nieuwe Jeruzalem. En die volkomen vervulling is de verwachting die de schrijver aan de lezer voorhoudt: er blijft dan een rust over voor het volk van God. 
 
Wat overblijft is een ‘sabbatismos’, een volkomen sabbat. Een bijzondere term voor een bijzondere werkelijkheid. De sabbat werd door de HEERE ingesteld na de zes scheppingsdagen. Het scheppingswerk was voltooid en het was goed, toen rustte God op de zevende dag en Hij heiligde die. Hetzelfde zal er dus gebeuren na de hérschepping. Wanneer de HEERE het verlossingswerk voltooid zal hebben, dan zal er een ‘sabbatismos’ - een eeuwige sabbat - zijn. De rust van de volkomen verlossing voor het volk van God. Een rust met een rijke inhoud! Er mag daar gerust worden van de strijd tegen de zonde. Er heerst rust: geen verleidingen meer; geen aanvallen van de satan meer; geen verlokkingen van het eigen boze hart en de zondige wereld meer. Er heerst rust: niet meer heen en weer geslingerd door zorgen en leed; door verdriet en tegenslagen. Er is dan een volkomen rust. De rust tot eer en aanbidding van God, Die Zijn herscheppende werk voltooid heeft. Het is de rust van Psalm 65: ‘De lofzang is in stilheid tot U, o God!’ het is de rust die overblijft als kroon op het werk van God Zelf. Hier heeft Hij door het zenden van Zijn Zoon de Heere Jezus Christus naar toe gewerkt. Dan is hersteld wat God bedoelde op de sabbat in het Paradijs. Het is Christus Die deze rust heeft verdiend door Zijn offer op Golgotha. Hij heeft de dure prijs betaald voor de eeuwige rust van Zijn volk. Hij is opgestaan om te doen delen in Zijn rust. De verkondiging van Zijn Naam is daartoe het middel. Het middel dat oproept tot bekering en geloof, ‘zo zult gij rust vinden voor uw ziel’ (Jer.6:16; Matt.11:29). Zo roept de HEERE zondaren tot Zijn rust! Zoals Israël opgeroepen werd die rust te zoeken, zo wordt ze ons als een belofte in het vooruitzicht gesteld: er blijft een rust over voor het volk van God. Niet voor ieder mens… de rust is alleen voor Zijn volk… Dat volk heeft die rust niet zelf verdiend. Heeft het zich ook niet waardig gemaakt. Heeft die rust ook niet zelf teweeg gebracht. Nee, het is dat volk dat Gods Woord gelooft en vertrouwt. Het volk dat gelovig gehoor aan Zijn Woord geeft, erkent eigen schuld en onwaardigheid en heeft Gods genade in Christus nodig. Dat volk erkent zélf door eigen schuld de rust verloren te hebben... en daardoor in de onrust van de zonde te leven. Maar het grijpt moed en kracht om tegen de zonde te strijden uit de belofte van de rust die overblijft voor het volk van God! Want de ‘sabbatismos’ is Góds werk, voor verloren zondaren. De belofte van rust ís er dus, en omdat het Gods werk is kómt die rust er zonder enige twijfel. Die rust komt er, alléén voor het volk van God. Alléén zij en zij állen gaan dat Beloofde Land van de eeuwige rust binnen. Niet door eigen prestatie of inzet, maar enkel en alleen uit genade.  Dáárom roept de schrijver van de Hebreeënbrief, ja roept door het Woord de HEERE Zelf ons op: richt uw hart op die belofte. Hecht geloof aan Mijn Woord, leer van het volk Israël in de woestijn en laat de vervulling van deze belofte (die zéker vervuld wordt) niet aan u ontgaan door uw ongeloof en ongehoorzaamheid! ‘Ik wil u deel geven aan die eeuwige rust, maar enkel en alleen op Mijn wijze: door genade alleen’ roept de HEERE ons toe. Zouden we Hem, Die getrouw Zijn Woord houdt, Wiens Naam is IK-ZAL-ZIJN-DIE-IK-ZIJN-ZAL, niet vertrouwen op Zijn Woord?! De HEERE geve dat we reeds op de zondagen iets van die ‘sabbatismos’ mogen ervaren. ‘HEERE, deel ons Zelf de voorsmaak mee, van de eeuwige sabbatsvreê’. 
 
LAdB