eredienst
Psalmbord
Ps 33 : 6 (voorzang)
Ps 147 : 6
Ps 119 : 52
Ps 17 : 3, 7, 8 R
Ps 36 : 3 R
Ps 73 : 14 R
Johannes 6
- De Joden dan streden onder elkander, zeggende: Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven?
- Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, zo hebt gij geen leven in uzelven.
- Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
- Want Mijn vlees is waarlijk Spijs, en Mijn bloed is waarlijk Drank.
- Die Mijn vlees eet, en Mijn bloed drinkt, die blijft in Mij, en Ik in hem.
- Gelijkerwijs Mij de levende Vader gezonden heeft, en Ik leve door den Vader; alzo die Mij eet, dezelve zal leven door Mij.
- Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is; niet gelijk uw vaders het Manna gegeten hebben, en zijn gestorven. Die dit Brood eet, zal in der eeuwigheid leven.
- Deze dingen zeide Hij in de synagoge, lerende te Kapernaum.
Jezus door velen Zijner discipelen verlaten
- Velen dan van Zijn discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard; wie kan dezelve horen?
- Jezus nu, wetende bij Zichzelven, dat Zijn discipelen daarover murmureerden, zeide tot hen: Ergert ulieden dit?
- Wat zou het dan zijn, zo gij den Zoon des mensen zaagt opvaren, daar Hij te voren was?
- De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.
- Maar er zijn sommigen van ulieden, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne, wie zij waren, die niet geloofden, en wie hij was, die Hem verraden zou.
- En Hij zeide: Daarom heb Ik u gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij dat het hem gegeven zij van Mijn Vader.
Belijdenis van Petrus
- Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem.
- Jezus dan zeide tot de twaalven: Wilt gijlieden ook niet weggaan?
- Simon Petrus dan antwoordde Hem: Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens.
- En wij hebben geloofd en bekend, dat Gij zijt de Christus, de Zoon des levenden Gods.
- Jezus antwoordde hun: Heb Ik niet u twaalf uitverkoren? En een uit u is een duivel.
- En Hij zeide dit van Judas, Simons zoon, Iskariot; want deze zou Hem verraden, zijnde een van de twaalven.